|
||||||||
|
Soms lopen de dingen toch een beetje raar…Neem nu het trio Snaarmaarwaar, de roepnaam van het collectief waarachter Maarten Decombel, Ward Dhoore en Jeroen Geerinck schuilgaan: ze zijn al een kleine twintig jaar actief in het Belgische folkwereldje en toch doet hun naam veel minder belletjes rinkelen dan je, op grond van de kwaliteit van de muziek die ze maken zou mogen verwachten. Individueel zijn ze alle drie min of meer bekend, maar samen lijkt me dat een stukje minder te zijn en dat kan ik alleen maar jammer vinden. Gelukkig zijn er op onze VRT nog programma’s als Time Out en presentatoren als Michael Robberechts om de luisteraars kennis te laten maken met muziek zoals deze van deze drie fijnbesnaarde jongelui. Die zijn, als ik het goed heb, aan hun vierde plaat toe en die kun je, met enige goede wil, omschrijven als “instrumentale folk voor fijnproevers, in casy helemaal bijeengecomponeerd door Maarten Decombel. De debatten worden geopend met “Black Frost” een nummer dat probeert de hardheid van de stiel van de IJslandvaarders te vertalen: ijs en vrieskou loerden om de hoek en konden in een minimum van tijd een schip doen kapseizen. In “Planchemouton”, verwijzend naar een plaatsje op de hoogvlakte van Millevaches in de Franse Limousin,worden twee terplekke geschreven bourrées aan elkaar gebreid en “Fleur de Lys”, verwijzend naar de Leie, waaraan de plaat haar titel te danken heeft, is een breekbare mazurka die zachtjes meandert, zoals de rivier, die voor de drie muzikanten nogal bepalend is geweest. Wat een “Kopstekker” is, heb ik even opgezocht, al had ik evengoed de notitie in het CD-kaftje kunnen lezen: de Scottisch die deze titel meekreeg, gaat, net als de boot waar die titel naar verwijst, zond op- of omzien recht op zijn doel af stevent. Het rustige “Dubio” zegt helemaal wat het is: een pleidooi voor meer twijfel in een wereld die bol staat van het Grote Gelijk en persoonlijk ben ik misschien nog het meest blij met “Julos”, een eerbetoontje aan wijlen Julos Beaucarne, een man die een flinke rol gespeeld heeft in mijn ontwikkeling als muziekluisteraar: ik maakte met hem de heerlijkste concertmomenten mee en “Chandeleur 75” zal voor altijd één van mijn lievelingsplaten blijven. Met “Nomis” wordt, middels een slängpolska een knipoog naar Zweden gemaakt, terwijl “Divina Flor” naar de “Kroniek van een aangekondigde dood” van Gabriel Garcia Márquez verwijst en even kleurrijk en uitbundig overkomt als het personage die het zijn titel leende.Afsluiter is “Fugenzo”is dan weer de naam die de Japanners geven aan wat wij de “Japanse kerselaar” noemen, die prachtige bomen, die onze straten zo heerlijk kunnen vervullen van verwachting naar een heerlijke lente. Ik weet het, het is lastig om te schrijven over een plaat, waar je vooral moet naar luisteren, maar toch: ik kan niet anders dan u dit nieuwe pareltje van akoestische, hedendaagse en Vlaamse-folk-voor-de-wereld van harte aanbevelen: de schoonheid wordt namelijk per strekkende meter geserveerd en, hoewel sommige instrumentale platen van een dik half uur al halverwege gaan vervelen, is deze in géén tijd voorbij en betrap je jezelf erop dat je alweer op de “repeat”-toets hebt gedrukt. Zo mooi is deze ! (Dani Heyvaert)
|